null

Participatie: een ramp of een kans?

Participatie is niet meer weg te denken bij een herontwikkeling. De belangen van omwonenden en huurders spelen een grote rol. Hen tijdig betrekken bij de voorgenomen ontwikkelplannen kan draagvlak voor deze plannen vergroten en vertraging in het proces voorkomen. Het moet wel zorgvuldig en effectief worden aangepakt. Is het een ramp of biedt het juist kansen?

De praktijk

Het begrip ‘participatie’ roept wisselende reacties op. Enerzijds wordt het gezien als gedoe, lastig of vertragend. Anderzijds als nodig en een noodzakelijk smeermiddel. Tijdens ons seminar gebiedsontwikkeling op 25 april jl. hebben wij de vraag gesteld waar men aan moet denken bij participatie. Een greep uit de reacties:

null

Toch zijn de reacties meer positief dan negatief. En terecht. Participatie is niet meer weg te denken bij een herontwikkeling. Maar waar moet je rekening mee houden? Wat wordt verwacht onder de nieuwe Omgevingswet? En met welke verplichtingen uit de zogenoemde Overlegwet moet je rekening houden als de voorgenomen herontwikkeling betrekking heeft op meer dan 25 verhuurde woningen?

Participatie onder de Omgevingswet

Onder de Omgevingswet is participatie in een aantal gevallen verplicht gesteld. De wetgever heeft hiervoor gekozen omdat bij omgevingsplannen meer flexibiliteit zal (moeten) worden geboden. Dat leidt tot rechtsonzekerheid. Om dit nadeel te ondervangen, kan participatie helpen: het biedt een kans om in een vroeg stadium inzicht te krijgen in belangen en kennis op te doen. Participatie biedt daarbij een goede basis om besluiten beter te motiveren.

Bij het vaststellen van een omgevingsplan is participatie verplicht. Het initiatief hiervoor ligt bij de gemeente. Die kan deze verplichting strikt genomen niet ‘doorleggen’ aan initiatiefnemers van de ontwikkeling die met het plan mogelijk wordt gemaakt. Toch kan het voor initiatiefnemers slim zijn het participatietraject wel op te pakken. Dan kun je namelijk regie voeren op aanpak en planning.

Bij omgevingsvergunningen is participatie niet wettelijk verplicht. In de wet is wel bepaald dat je bij een aanvraag moet aangeven of je hebt geparticipeerd en, zo ja, hoe je het hebt aangepakt en wat met de resultaten is gedaan. Het is dus een aanvraagvereiste. Hoewel niet wettelijk verplicht, kan de gemeenteraad echter wel gevallen aanwijzen waarin hij participatie verplicht stelt. Dat kan alleen bij de omgevingsvergunning voor de buitenplanse omgevingsplanactiviteit (de BOPA). In Rotterdam is bijvoorbeeld voorgeschreven dat participatie verplicht is bij een BOPA voor nieuwbouw vanaf twee woningen. Bij herbouw, vernieuwen en uitbreiden is participatie verplicht bij meer dan 120 woningen.

Aanvragers mogen zelf bepalen hoe zij invulling geven aan participatie. Er is inmiddels al een uitspraak over participatie onder de Omgevingswet. De rechter oordeelde in die kwestie dat één brief en een informatieavond (een week voorafgaand aan de vergunningverlening) voldoende was. Daarbij overwoog hij bovendien ‘dat met participatie (zoals het houden van een informatieavond) niet wordt beoogd om unanieme steun of draagvlak onder alle omwonenden te verkrijgen. Dat kan ook niet.’ Het gaat erom dat burgers in een vroeg stadium worden betrokken maar de inbreng is niet van beslissende betekenis.

Participatie met huurders

Als een voorgenomen herontwikkeling bestaat uit sloop en nieuwbouw en dit betrekking heeft op meer dan 25 verhuurde woningen, moet ook met de zittende huurders worden geparticipeerd.

Huurders hebben op grond van de zogenoemde Overlegwet (de Wet op het overleg huurders verhuurder) recht op informatie over wijziging van beleid en beheer als dat:

  • rechtstreeks te maken heeft met de betrokken woningen of wooncomplexen en de woonomgeving daarvan;
  • van invloed is op de directe woon- en leefsituatie van de betrokken huurders; en
  • voor hen van wezenlijk belang kan zijn.

Dit is ruim geformuleerd. Er is in ieder geval sprake van bij ‘slopen, renoveren, verwerven, vervreemden en bezwaren van woongelegenheden’.

Het recht op informatie geldt als sprake is van een ‘voorgenomen wijziging van beleid’. Wanneer hier sprake van is zal per voorgenomen herontwikkeling verschillen. Uit jurisprudentie blijkt dat de gevolgen van de plannen voor de huurders duidelijk en inzichtelijk moeten zijn. Het bestuursrechtelijke participatietraject kan hier aan bijdragen. Huurders kunnen bijvoorbeeld geïnformeerd worden als de plannen concreet zijn na het houden van een enquête waarbij om input voor de herontwikkeling is gevraagd. Huurders, omwonenden en derden hebben dan al mee kunnen denken over de invulling van een nieuwe wijk en die input is vertaald in een plan.

De huurdersorganisatie en/of bewonerscommissie die de belangen van de huurders vertegenwoordigen hebben na ontvangst van de informatie (1) recht op overleg en (2) recht om advies uit te brengen. Zie hierover ook deze eerdere blog. Het advies moet binnen 6 weken na ontvangst van de informatie zijn gegeven. De verhuurder moet vervolgens binnen 2 weken laten weten of het advies wel of niet wordt gevolgd. Hoewel het advies van een huurdersorganisatie en/of bewonerscommissie de verhuurder niet bindt, moet de verhuurder het wel serieus nemen en hier overleg over voeren als de huurdersorganisatie en/of bewonerscommissie daar om vragen.

Ramp of kans?

Wat ons betreft zeker een kans! Resultaten uit het overleg met of advies van huurders kan waardevolle informatie opleveren. De huurders kennen de wijk doorgaans goed en kunnen relevante input hebben voor de voorgenomen herontwikkeling. Dat geldt ook voor omwonenden en derden. Hen tijdig betrekken kan bovendien het draagvlak voor de voorgenomen plannen vergroten zodat het maken van bezwaar uitblijft.

Tips

Denk in een vroeg stadium na over de wijze waarop je invulling aan participatie wil geven. Het opstellen van een participatieplan en participatieverslag kunnen hier goed bij helpen.

Vragen over participatie? Neem dan contact op met Christine Visser of Daniëlle de Vos.